DEN AVOND ZIJGT ALS ZEGEN. Den avond zijgt als zegen Om heide, weide en zand. Vaag worden al de wegen, Eéndonker met het land. De grijze verte nadert, Onhoorbaar, kalm en zacht. In 't blauwende gebladert Daalt stille vredenacht. De hemel heeft zich rustig Om de aarde heengevleid, En zoent haar nu, wellustig, In zwijgende eenzaamheid. 93 Liederen voor 't Volk, Maldegem (V. Delille) 1903, 143 p. 17 Natuur, St.-Martens-Latem (De Praetere) z.j. (1903), 128 p. 13 Gedichten, Amsterdam (S.L. Van Looy) 1907, 224 p. 15 Gedichten, tweede vermeerderde druk, Amsterdam 1911, 242 p. 17 Gedichten, derde vermeerderde druk, Amsterdam 1918, 305 p.